Webinar ‘Autisme ontrafelen: het ontwikkelingsperspectief'
Nieuwsbericht | 23-10-2020 | 13:52
Terugblik op de online bijeenkomst met Martine Delfos, Erik Gerritsen en Monique Post
Als ministerie komen we regelmatig in contact met mensen die geen passende zorg of ondersteuning kunnen vinden. Daarbij speelt autisme vaak een rol. We kijken dan mee in de praktijk, helpen mensen op weg en proberen structurele knelpunten op te sporen en oplossingsrichtingen te vinden. Een van de structurele vraagstukken is de impact van de IQ-test bij mensen met autisme.
Dit vraagstuk is opgepakt in het praktijkinitiatief ‘Het label is (mis)leidend’ van Programma OPaZ. Daarin staat de vraag centraal wanneer een diagnose een label wordt, en hoe een label kan leiden tot niet-passende zorg. Op grond van een eigen enquête en bestaand onderzoek werd duidelijk dat de IQ-test problematisch is – zeker bij autisme – en dat de intelligentie van kinderen, jongeren en volwassenen met autisme soms ernstig onderschat wordt, tot aan onterechte diagnosen ‘verstandelijke beperking’ toe. Deze inzichten waren aanleiding voor een inspiratiebijeenkomst in Goes (februari 2020), een webinar over de IQ-test (april 2020) en dit webinar met Martine Delfos.
In het webinar Autisme ontrafelen van 20 oktober spraken Martine Delfos (biopsycholoog), Erik Gerritsen (secretaris generaal van het ministerie van VWS) en Monique Post (zelf gediagnosticeerd met autisme en jongerencoach) over autisme vanuit ontwikkelingsperspectief.
Impressie van het webinar
Autisme is momenteel een ‘verzameldiagnose’ die wordt gesteld op basis van gedrag. Over de oorzaken van het gedrag bestaan verschillende inzichten. De meest gangbare verklaring is dat autisme ontstaat door een aangeboren stoornis in de informatieverwerking. Deze visie ligt ten grondslag aan de meeste zorg en begeleiding voor mensen met autisme.
Biopsycholoog Martine Delfos verklaart autisme vanuit de natuurlijke ontwikkeling. Haar verklaringsmodel is heel herkenbaar voor een deel van de mensen met de diagnose autisme en hun naasten. Het is geen methode, maar kennis over ontwikkeling van waaruit je anders gaat kijken en dus ook anders gaat handelen: in aansluiting bij de eigen ontwikkeling van de persoon.
Ontwikkeling in eigen tempo en volgorde
De natuurlijke ontwikkeling wordt beïnvloed door genetische aanleg, de omgeving én de rijping van de hersenen en het zenuwstelsel. Martine Delfos maakt een onderscheid tussen autisme en autistisch gedrag:
In haar visie is autisme een genetisch bepaald ontwikkelingspatroon. Het tempo en de volgorde waarin het kind zich ontwikkelt, verschilt van leeftijdsgenoten zonder autisme. Waar men gewend is dat kinderen beginnen met de focus op sociaal en pas later op cognitief, start de natuurlijke ontwikkeling van kinderen met autisme andersom: eerst de focus op cognitief dan op sociaal. Voor het kind zelf is zijn eigen ontwikkelingspatroon echter normaal. Het gedrag van het kind past bij zijn ontwikkeling, maar kan onbegrijpelijk zijn voor de omgeving. Het is echter geen stoornis en geen defect.
Autistisch gedrag kan ontstaan als de ontwikkeling van kinderen met een ‘normaal’ (typisch) ontwikkelingspatroon verstoord raakt, bijvoorbeeld door een trauma of door een ernstige ziekte. Deze kinderen krijgen vaak ook de diagnose autisme (omdat die diagnose op basis van gedrag wordt gesteld).
Vanuit ontwikkelingsperspectief gezien ligt bij kinderen met autisme eerst de nadruk op het denken (cognitie), en pas later op de sociaal-emotionele ontwikkeling. In het typische ontwikkelingspatroon is dat andersom: de meeste kinderen ontwikkelen zich eerst vooral sociaal-emotioneel, en daarna cognitief.
Het atypische ontwikkelingspatroon leidt tot een aantal kenmerken (zie het webinar en de boeken van Martine Delfos voor meer uitleg):
Zelfbepaaldheid: zelf oplossen en uitdenken.
Geen hulp vragen: vanwege sterk cognitief gedrag, een gerichtheid op zelf logisch uitdenken.
Alleen via het begrijpen leren, en het lastige, angstige daarbij is dat het begrijpen altijd begint met niet-begrijpen.
Problemen in het dagelijks sociaal bestuur: wel inzicht in het sociale zijn van mensen, maar gebrek aan kennis over hoe daarmee om te gaan in de dagelijkse praktijk.
Deze kenmerken kunnen leiden tot groot onbegrip van de omgeving en vanuit de omgeving. Met als mogelijke gevolgen dat het gevoel wordt uitgeschakeld en wordt gezocht naar escapes (bijvoorbeeld in obsessies, gamen of drank).
Autisme en intelligentie
In het webinar gaat Martine ook in op problemen met IQ-testen bij autisme. Een sterke cognitieve ontwikkeling gaat niet samen met een verstandelijke beperking. Mensen met autisme verwerken informatie op hoge snelheid, zo laat onderzoek zien. Dat geldt ook voor mensen met autisme bij wie een verstandelijke beperking is gediagnosticeerd. Bij een dubbeldiagnose autisme-verstandelijke beperking bestaat daarom de kans dat de intelligentie verborgen is door de trage sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast zijn er mensen met een verstandelijke beperking en autistisch gedrag, bijvoorbeeld door een trauma of gebrek aan passende communicatiemiddelen. Er is dan geen sprake van autisme in de zin van een langzame sociaal-emotionele ontwikkeling én een snelle (niet altijd manifeste) cognitieve ontwikkeling. Dit onderscheid is belangrijk om de juiste zorg, ondersteuning en educatie te bieden.
Het ontwikkelingsperspectief in de praktijk
Monique Post, kunstenaar, coach en zelf gediagnosticeerd met autisme, vertelt wat de visie van Martine voor haar eigen ontwikkeling heeft betekend. Het denkkader van de ontwikkeling in eigen tempo en volgorde gaf haar ruimte om haar eigen ontwikkeling te zien en in te vullen, zonder in een ‘begrensde box’ te komen van wat autisme is. Terugkijkend herkent ze ook de ‘jongheid’ in haar eigen ontwikkeling toen ze zelf besloot dat Martine haar mentor zou worden en dat aan Martine meedeelde, in plaats van te vragen of dat een mogelijkheid was. In haar huidige werk als coach gelooft Monique dat bewustwording van je eigen denkkaders een basishouding ondersteunt van begrijpen dat je de ander niet begrijpt om zo aan te sluiten bij de ander. Je hebt de ander dan nodig in een proces van ontwikkeling.
Erik Gerritsen benoemt de paradox dat als je je niet ontwikkelt zoals andere kinderen, wat in de eigen omgeving vaak al ingewikkeld genoeg en soms ook erg pijnlijk is, je de kans loopt dat de overheid en hulpverlening waar je om hulp vraagt er met de beste intenties nog leed aan toevoegen. Hij noemt het verklaringsmodel van Martine een mooie manier om te kijken naar autisme, en zeker ook als er sprake is van een vermeend laag IQ. Hij ziet dat de boeken op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd zijn en ziet in de praktijk dat het herkend wordt door de mensen om wie het gaat. Hij speekt dan ook de wens uit dat er een beweging ontstaat waardoor dit perspectief mainstream wordt.
Vanuit het publiek wordt gevraagd wat het verschil is tussen ontwikkelen en trainen. Martine licht toe dat ontwikkelen gaat over het ont-wikkelen van iets wat er al is, wat vanuit jezelf komt, waar je aan toe bent. De omgeving kan ondersteunen (faciliteren) dat die ontwikkeling plaatsvindt. Bij training kiezen anderen wat jij moet leren, dat wordt van buiten opgelegd. (Bij trainen staat het resultaat van tevoren vast, bij ontwikkeling niet).
Uit het publiek: “Daarom loopt het vaak bij wijkteams vast, omdat je dan met elkaar doelen moet opstellen wat het kind over een jaar moet kunnen. Dat is geen ontwikkelen, dat is trainen...”
In het verdere gesprek met Erik, Martine en Monique komt onder meer de vraag aan de orde waarom de visie van Martine nog weinig mainstream is en welke stappen mogelijk zijn om hier meer aandacht voor te vragen. Erik vindt het belangrijk om verhalen te verspreiden, Monique geeft aan hoe belangrijk het is dat mensen zelf kunnen beslissen welk denken over autisme bij hen past, en dat zij daarom wil bijdragen aan informatie over de cognitieve versnelling en sociaal-emotionele vertraging in de ontwikkeling omdat die haar geholpen heeft.
Het publiek geeft in de chat onder meer aan dat deze kennis verspreid zou moeten worden op scholen, bij gemeenten en in de jeugdzorg. Er is een oproep om met orthopedagogen en behandelaren in gesprek te gaan over hun benadering van autisme. En:
“Ik zou het ook heel fijn vinden als het niet bij zorg en onderwijs blijft, maar vooral ook bijvoorbeeld de kennis bij werkgevers. Want die vinden het echt heel eng en spannend”
“Neem hierbij ook de consultatiebureaus mee. Daar moet het allemaal volgens de lijn, terwijl als je als ouders meer te horen krijgt dat je leert kijken naar je kind, dan kun je makkelijker aansluiten bij de ontwikkeling, terwijl het nu direct een zorg is als een kind niet volgens de reguliere lijn groeit”
“Het vervolg dat we leren als mensen altijd nieuwsgierig te zijn naar wat iemand anders beweegt te doen hoe hij of zij iets doet. Een groter podium voor het gedachtengoed van Martine Delfos. Dat helpt de wereld beschaafder te maken.”
“Meer nadruk op belangrijke rol van ouders. Dat 'normale' ontwikkeling niet vanzelfsprekend is!”
Vragen aan Martine Delfos
Tijdens het webinar zijn ook vragen aan Martine Delfos gesteld die niet direct beantwoord konden worden. Martine beantwoordt ze hieronder alsnog.
Ik bepaal niet een cijfer, getal of score, geen IQ, maar ik beschrijf de intelligentie. Een van de dingen die daarin spelen is hoe een kind een probleem oplost:
Gaat hij of zij het eerst zelf proberen en blijft doorgaan tot er een oplossing is?
Gaat hij of zij het eerst even zelf proberen en kijkt dan om zich heen voor hulp?
Gaat hij of zij het eerst zelf proberen en blijft doorgaan tot hij of zij merkt dat het niet zelf lukt en vraagt hulp?
Hoe het kind leert:
Door de stof te herhalen?
Door een principe uitgelegd te krijgen en het dan zelf toepassen op iets anders?
Door een principe uit te denken?
Door (praktisch) uit te proberen of door informatie te vragen? (Iedereen heeft hierbij een voorkeur: jongens meer uitproberen; meisjes meer informatie vragen).
In het tijdschrift De wereld van het jonge kind: HJK hebben ze me zojuist gevraagd een voorbeeld te geven van wat je moet observeren bij jonge kinderen. Het komt in het decembernummer 2020 van De wereld van het jonge kind: HJK:
Het kind op de foto is aan het onderzoeken.
Hoe zien we dat?
Waaraan zien we dat? Iets in het gezicht drukt ernst en focus uit (*Wat?).
Wat onderzoekt ze: zand, structuur van zand, de interactie van zand en hand, kleur?
Gaat ze op in wat ze doet, zijn geluid, omgeving, mensen als vanzelfsprekend op de achtergrond?
Wat heeft ze ontdekt en wat zien we daarvan terug in de periode erna?
Waarschijnlijk is deze onderzoekende houding tekenend voor dit kind. De kunst is de kern te vinden van een kind. Dan is dit terug te vinden in verschillende situaties en verschillende onderwerpen. Twee of drie van dergelijke situaties van ‘dat is écht A’ beschrijven en het zal de kern van het kind in die fase van het leven zijn.
Het helpt om aan te sluiten en te ontwikkelen vanuit het kind. Alle onderwerpen van ontwikkeling opschrijven in het leerlingvolgsysteem geeft meer een verzameling van kunnen dan het ontdekken van hoe een kind de wereld om zich heen ziet en hoe het kind problemen aanpakt.
Ik doe natuurlijk nog meer, maar dit is een goede start. Intelligentie is zo breed!
Autisme vanuit mijn perspectief kan niet samen met een verstandelijke beperking. Het is wel mogelijk dat een persoon met autisme de diagnose verstandelijk beperkt krijgt, terwijl dat niet het geval is.
‘Autistisch gedrag’ gebruik ik om gedrag te benoemen dat alle mensen in bepaalde omstandigheden kunnen vertonen. Waarom ik het ‘autistisch’ noem, is omdat de benaming van ASS, Autismespectrumstoornis eigenlijk alleen maar over dat deel van het gedrag gaat: dat wil zeggen: in zichzelf teruggetrokken, niet sociaal gericht en dergelijke. Maar dat zijn mensen die ernstig onder druk staan (heel ernstig ziek, trauma en dergelijke) ook. Autisme is op sociaal gebied heel anders. Dat wil zeggen wel iemand doorhebben wat voor mens die is, maar niet altijd wat ik het ‘dagelijks sociale bestuur noem’, de gewone speciale omgang die we verwachten. In Autisme Ontrafelen. Introductie over autisme en het Socioschema heb ik dat verder uitgelegd. Dat is een ander deel dan Autisme vanuit Ontwikkelingsperspectief.
Inderdaad. Dat komt omdat mensen met autisme in ieder geval een meer dan gemiddelde begaafdheid hebben, maar een atypische ontwikkeling hebben. Hierdoor komt de hoge kan van hun intelligentie er niet goed uit en wordt gedrukt door de andere kant, onder andere sociaal.
Hoogbegaafdheid bestaat veel minder vaak dan we denken, zo breed begaafd op alle fronten is wat zeldzamer. Zoals twee leerkracht van een hoogbegaafdheidsschool mij een keer uitlegden: Als we jouw criteria nemen zijn er op onze 50 kinderen maar 2 hoogbegaafd. Wij begrijpen nu waarom ze het zo heerlijk vinden om met kinderen uit jongeren klassen te spelen. Hoe moet dat straks op de middelbare school…
Dit is ook waarom IQ-tests zo vreemd uit kunnen vallen voor mensen met autisme: vaak ene disharmonisch profiel.
Daar heb ik een boek over geschreven, Autisme vanuit ontwikkelingsperspectief en dat zou drie keer zo dik moeten zijn… Maar ik geef een paar aanknopingspunten:
Als er gedrag is wat je verbaast, denk dat aan de regel: Dit is heel normaal gedrag op de leeftijd van? En pas dan de opvoeding toe die ouders aan hun jonge kindjes geven op dat onderwerp. Vaak lastig te vinden, want het is zo vanzelfsprekend gedrag, dat je je daar nauwelijks bewust van bent.
Als iemand iets letterlijk neemt, denk dan niet ’oh autisme’, maar denk dan: ‘een gat in kennis!’ en geef de kennis.
Je kunt iets ont-wikkelen als de boden ervan aanwezig is. Als het kind, de mens er rijp voor is. Als je teveel moet trainen, dan is het kind niet rijp ervoor. Wanneer je de aankondigingen van het gedrag ziet; zoals ouders hun kinderen stimuleren en helpen te staan als ze zien dat het kind zich optrekt aan iets.
Een veel gestelde vraag. Die vraag is gebaseerd op dat het een ziekte zou zijn, of iets verkeerds.
Wat is het dan? Het gaat om aanleg, dat is de bodem en die kan ‘normaal’ zijn. Het staat tussen aanhalingstekens, omdat er zoveel verschillen ook binnen ‘normaal’ zijn en omdat aanleg er ook niet altijd uitkomt. Als je iets simpel moet uitleggen moet je je vanzelf wat ongenuanceerd uitdrukken. Buiten aanleg bestaat er ook de rijping van het centrale zenuwstelsel (hersenen en zenuwbanen). Of een aanleg eruit kan komen ligt ook aan de rijping. Een gerijpte aanleg is meer tot zijn recht gekomen dan een ongerijpte aanleg. Daarnaast zijn er nog de omstandigheden, cultuur, sekse, historie, levensloop enzovoorts. Omstandigheden hebben invloed op alles en maken wel uit in hoeverre jouw aanleg en de rijping ervan er ook uit kan komen of onderdrukt wordt, of gewoon geen kans krijgt. De intelligentie in aanleg in de middeleeuwen was niet echt anders dan nu, wat eruit kon komen wel. Daarom bestaat er het Flynn-effect, dat wil zegen dat het IQ hoger wordt per decennia, en dan moet de norm weer bijgesteld worden. Daarmee zie je ook dat het IQ geen intelligentie meet, maar gedrag.
Een normale of gemiddelde intelligentie is dat in feite over de hele bandbreedte van onderwerpen, ook in rijping. Sommige onderwerpen komen er wat beter uit, andere wat minder. Bij een verstandelijke beperking ligt de aanleg onder het gemiddelde, ook in rijping, en ook daar kunnen onderwerpen wat beter en wat slechter uit de verf komen. Bij hoogbegaafdheid ligt de aanleg boven het gemiddelde voor alle onderwerpen, ook in rijping, en ook daar kan het wat beter en slechter uitkomen. Bij autisme ligt de aanleg boven het gemiddelde, maar de rijping ligt voor een deel boven het gemiddelde en een deel onder het gemiddelde en ook hier geldt dat het er beter en slechter uit kan komen. Omdat autisme zo als anders wordt ontvangen door de wereld, is het uit de verf komen van aanleg en rijping vaak een probleem. Rijping heeft veiligheid nodig om te groeien. Mensen met autisme hebben dan ook meer veiligheid nodig.
Nergens, jammer hè? Omdat de vertraagde ontwikkeling in het lichamelijke, zintuiglijke en sociale vlak ligt, kunnen het iedere dag verschillende, ontelbare onderwerpen ontwikkeld worden of juist niet ontwikkeld worden. Omdat de zintuigen erg belangrijk voor ontwikkeling zijn, kunnen daardoor problemen ontstaan. Bij kinderen die autisme hebben, denkt men vaak dat ze doof zijn, maar het geluid, ook het horen, is uitgeschakeld om beter te kunnen nadenken. Zo rijpt het horen onvoldoende en komt niet veel verder dan ‘aan’ een ‘uit’, terwijl het wel zou kunnen rijpen. Als je iemand wilt helpen blijkt het altijd veel ingewikkelder te zijn dan een methode aankan. De mens (dier ook hoor…) is en buitengewoon genuanceerd wezen.
Omdat autisme zowel een versnelling (vooral cognitief) als een vertraging van de rijping van het centrale zenuwstelsel betreft, is ook in de puberteit dat zichtbaar in die wijskinderlijke jongere. Biologisch is er vaak een vertraagde ontwikkeling, niet altijd zichtbaar, soms wel in groei en in een gemiddeld twee jaar latere menarche (=eerste menstruatie). Het bewustzijn van jezelf is vaak wat trager ontwikkeld, ook omdat al snel, meestal drie jaar oud, de confrontatie met de wereld plaatsvindt en dit het zelfbeeld aantast en terugtrekken en ontwijken kan veroorzaken. Bij autisme is veel en veel vaker genderdysforie. Het je ongemakkelijk voelen en een andere gender willen. Dat is fundamenteel anders dan transseksueel. Dit laatste heeft te maken met in aanleg een ‘vergissing’ in de seksebeleving: je voelt he een vrouw, gevangen in het lichaam van een man. Onderzoek van Zhou en collega’s heeft lang geleden krachtig aangetoond dat dit wel degelijk bestaat. Zie afbeelding hieronder de Bed Nucleus van de Stria Terminalis, BNST, het gebied van de hersenen die de sekse-identiteit behelst:
Jammer genoeg is dit pas ná de dood te constateren in de hersenen. Het komt niet veel voor. Genderdysforie we, ongelukkig zijn met je sekse. Het betekent dat je als meisje liever een jongen zou willen zijn. Dat wil niet zeggen dat je BNST dat aangeeft, maar hoe je je voelt. Het komt veel voor dat jongeren met autisme zich ongelukkig voelen door hoe ze tegen de wereld aanlopen of hoe de wereld tegen hen aanloopt. Het gevoel van ‘ik ben zo anders en ik hoor er niet bij’. Dan kan het veranderen van sekse een hoop geven dat alles anders wordt. Of een meisje dat zich niet dapper voelde en een jongen wilde worden en diep teleurgesteld was toen bleek dat jongens ook bang konden zijn. Of geadopteerde kinderen die zich ongewenst voelen en de uiterste verandering kiezen. Iemand met transseksualiteit zit met een innerlijk lichamelijk conflict, dat is fundamenteel anders dan een psychische conflict, waarbij je zou wensen dat diversiteit omarmd wordt in plaats van uitgestoten.
Overigens hebben mannen en vrouwen met autisme meer testosteron dan gemiddeld. Hierdoor kan ook het gevoel ontstaan meer mannelijk te zijn. Het punt is echter het gevoel er niet bij te horen waardoor verlangen tot verandering ontstaat.
Omdat de Centrale Coherentietheorie wetenschappelijk niet valide is gebleken, zijn de methodes die erop gebaseerd zijn dat ook niet. Zie ook hiervoor: Autisme Ontrafelen. Het is niet zonder risico iemand in een vakje te persen, dat niet past, hoe goed bedoeld ook. Deze vormen van psycho-educatie zijn er de aanleiding voor dat mensen zich in de diagnose niet herkennen. Maar als je het gevoel hebt het steeds verkeerd te doen, niet aan verwachtingen te kunnen voldoen, ben je wel kwetsbaar en wel manipuleerbaarder in een verkeerde richting, terwijl van binnen een stil protest blijft, er ontstaat een ongezonde, onnodige scheuring in het zelfbeeld.
Nee. Autisme berust op een genenpatroon, net als ‘man’ en ‘vrouw’. Voeding kan een mens als geheal zich beter en slechter doen voelen, maar je kunt geen man van een vrouw maken met voeding. Hetzelfde geldt voor autisme. Wel gebeurt regelmatig dat een kind ernstige allergieën heeft waardoor het voortdurend ziek is, in zichzelf gekeerd en weinig sociaal. Een goed dieet werkt dan wonderen. Zie het voorbeeld uit Bosnië in Autisme Ontrafelen:
De moeder van Mirela was ontzettend blij. Haar jonge dochter, vijf jaar oud, werd volledig genezen van autisme door een dieet. Haar autistische gedrag was helemaal verdwenen. Ze was wel verbaasd dat het zo gemakkelijk was om haar kind te genezen van die verwoestende aandoening. Ze vroeg me of ik dacht dat een dieet andere kinderen met autisme zou kunnen helpen. Alvorens de vraag te beantwoorden, vroeg ik haar over het dieet. Ik wilde weten of het moeilijk was om haar kind dat dieet te laten volgen. ‘Helemaal niet!’, riep ze uit, ‘dat is het bijzondere!’ ‘Kunt u dit alstublieft verder aan mij uitleggen?’, vroeg ik. Ze vertelde me dat voordat ze met het dieet begon, haar kind altijd erg ziek was. Ze braakte vaak, ze had verschrikkelijke hoofdpijn en weigerde de hele tijd om voedsel te nemen. ‘En wat grappig is,’ zei de moeder, ‘is dat het dieet precies is wat mijn dochter daarvoor graag at.’ Ze kreeg dat voedsel niet, omdat de moeder wilde dat ze ‘normale gezonde voeding’ at. De verklaring is waarschijnlijk dat het nieuwe voedsel van het dieet het eten was waarvan het kind instinctief aanvoelde dat haar stofwisseling het kon verwerken. Het meisje gaf niet meer over; ze was niet meer ziek, ze voelde zich niet meer ziek, geen hoofdpijn meer en werd zeer snel een gelukkig sociaal meisje. Ik vertelde de moeder dat ik veronderstelde dat het autistisch gedrag meer een reactie was van het kind op het gevoel een zeer lange tijd erg ziek te zijn. Ik zei dat ze misschien niet genezen was van autisme, maar van haar allergische reactie op bepaalde levensmiddelen, die autistisch gedrag tot gevolg hadden.
1: We kennen elkaar niet.
2: Voor zover ik weet is de bodem van Vera’s denken: Het ontbreken van het ik-referentiepunt is oorzaak van de beperking in het voorstellingsvermogen en inlevingsvermogen.
Wat mij betreft is dat weer zo pijnlijk defect-denken, met zo’n woord als ontbreken, waar dan nog wat ‘leuke’ eigenschappen tegenover staan. Ik vind haar perspectief meer van buiten kijken naar binnen in plaats van van buiten én van binnen kijken. Misschien vind ik het ook wel teveel vanuit hulpverlenersperspectief. Het wil niet zeggen dat mensen die gevoeligheid, dat denken niet kunnen herkennen, maar het gaat er wel om hoe wordt over de oorzaak gedacht en, wat is het werkelijke totaalplaatje.
Bij mijn perspectief gaat het om een totale ontwikkeling niet om een ontwikkeling met een gebrek. Dat wil niet zeggen dat ik de waarheid in pacht heb, maar wel dat het totaler en organisch is. Mijn theorie kan in de bodem wel juist zijn, maar groeit en wint in de loop der jaren aan kracht door nog beter te observeren en nog beter te luisteren naar anderen. Het organische, groeibare ervan maakt het tot een valide theorie. Ik zie die van Vera Helleman als een gedeelte en als een toch nog defect-gestuurde theorie.
Wat een vraag! Wat fijn dat het gevraagd wordt. Het antwoord is niet eenvoudig, maar meervoudig. Het gaat om houding, aansluiten en stappen zetten en natuurlijk doorzetten en volhouden. Voor hoe je zoiets praktisch invult, zou ik je willen verwijzen naar Norbert Groot die dit gedaan heeft met een aardig grote organisatie op het gebeid van autisme: Jados.
1: Voorkomen?
In de gaten houden en hebben dat kinderen met autisme het gevoel ontwikkelen ‘anders’ te zijn en naar de puberteit steeds sterker wordt: ‘Ik hoor er niet bij.’ Dan laten zien dat je niet met iedereen bevriend hoeft te zijn, dat het kind ook niet iedereen even leuk vindt, dat sommige delen van je uitstekend kunnen verbinden met een deel van iemand anders-dus een groepje vriend(inn)en, dat er weinig zijn waar je helemaal mee kunt verbinden, dat je vaak wordt buitengesloten op je goede eigenschappen-jaloezie bij de ander dus, dat je steeds meer ontwikkelt en kan verbinden.
2: Behandelen?
*Gesprekstherapie, *geen methode, maar een *mens, en een mens die *goed logisch kan denken-ja dat is een probleem. Bij autisme speelt intelligentie via een scherpe en snelle logica. Iemand die niet goed mee kan, kan ook niet gemakkelijk gesprekspartner zijn… *Voelen dat jij niet wil dat het meisje zich pijn doet en *dat duidelijk maken, *niet opleggen, maar *verbinden (mag ook letterlijk): ik vind het erg dat jij jezelf pijn moet doen. *Voelen dat het meisje wíl leven, en er reden voor heeft het te *willen ontvluchten. *Samen zoeken naar de *reden. *Niet willen dat er een trauma, depressie of welke diagnose dan ook is, geen diagnose zoeken, haar woorden zoeken voor wat e ris. Gewoon dat meisje willen leren kennen. De *GDA gebruiken om samen het leven in kaart te brengen: Grafische dossieranalyse.
Je realiseren dat niet alles al gedaan is, daarom schrijf je deze vraag. Mooi!
Het rekenen is misschien niet heel zwak, maar het kind bang om eraan te gaan staan.
Ga niet naar comorbiditeit, zelfs de diagnostische handboeken willen daar mee ophouden en terecht.
Dus naar de vraag: Wat is er aan de hand?
Hij of zij weet het antwoord, ook al begint het met ‘Ik weet het niet', neem tijd.
Hij of zij durft het antwoord niet te geven, want dat zeg jij: dat is niet zo je kan het best!
De vragensteller vraagt wat ik denk dat het is:
Ik denk dat het kind, zonder dat wie dan ook het in de gaten heeft gehad, met rekenen vastgelopen is en denkt dat hij of zij het niet kán. Dat hij of zij het niet begrijpt, en het zonder begrijpen niet kan. Dus niet met richtlijnen wat te doen en wat te onthouden. En geen hulp heeft gevraagd. Wel zich hulpeloos voordoet, maar niet doet wat de hulp aangeeft omdat het kind ‘weet’ dat het niet gaat lukken.
Wat je kunt doen:
Voorzichtig vragen naar leren door begrijpen. Voorzichtig uitleggen dat niemand alles zelf kan, dat er daarvoor scholen zijn. Maar dat op die scholen niet iedereen goed is in uitleggen om te begrijpen, meer in uitleggen om te doen.